"De naar blaw zwemmende bleekheid
van haar huid, haaar halfgesloten, op niets gefixeerde ogen, een
uitgedoofd ik dat in haar nachthemd en badjas boven op de dekens
ligt, de zondagskrant uitgespreid om haar heen, een bloot been
bungelend over de rand van het bed, een druppel wit, hard geworden
kwijl in haar ene mondhoek. Je kunt niet naar haar kijken, je wilt
niet naar haar kijken, je vindt het onverdraaglijk om naar haar te
kijken, en toch blijf je, zelfs nadat de ambulancebroeders haar in
een zwarte lijkzak het appartement uit hebben gerold, nog altijd
niets voelen. Geen tranen, geen jammerklachten, geen verdriet -
alleen een vaag gevoel van afschuw, dat in je groeit. (...)" PAUL AUSTEN (Paul
Austen, Winterlogboek, De
Arbeiderspers, Utrecht, 2012)
Recent Comments